Een aangepaste versie van onderstaand artikel is verschenen in het juli/augustus 2018 nummer van Spiegelbeeld. Spiegelbeeld heeft wijzigingen in het artikel aangebracht. Ze hebben in hun versie deze zin opgenomen: ‘Het faciliteren van ‘ons die een basisinkomen willen’ is heel eenvoudig:’. De zinsnede ‘ons die een basisinkomen willen’ is nou precies een uitdrukking die ik nooit zou gebruiken. Het refereert aan het haal-verlangen, het heb-verlangen. Dat dat er is, is prima, maar daar ligt de transmutatie niet in. Onze referenties zijn veranderd, en ten eerste onze zelfreferenties (zie daarvoor ook dit artikel). Zoals je in onderstaand artikel leest, refereer ik niet aan het heb-verlangen, maar aan het faciliteer- en beschermverlangen: ik maak duidelijk dat de voorstanders van het basisinkomen de faciliteer- en beschermlaag kunnen worden voor het nieuwe samenleven van de volgende generaties. Dit soort nieuwe zelfreferenties is waar het om gaat. Dit dus vooraf aan onderstaand artikel van mij, in haar oorspronkelijke versie.

Wie wordt er nu eigenlijk gefaciliteerd door de regering?
De laatste jaren is er in de media veel aandacht geweest voor het basisinkomen. Het basisinkomen betekent dat iedereen zonder meer maandelijks een uitkering ontvangt, ter hoogte van bijstand, ter hoogte dus van ‘kunnen bestaan’. Er hoeft niet iets voor teruggedaan te worden.

Dat er geen voorwaarden aan zijn verbonden betekent:

  • Dat er geen controles meer nodig zijn, wat een enorm bureaucratisch apparaat van uitkeringsinstanties laat oplossen
  • Dat we als mensen niet meer stigmatiserend opgedeeld worden in subgroepen die onze conditie weergeven (ziek, werkeloos, met pensioen, etc.)
  • Dat onze levensdynamieken in bevrijdde staat komen; denk maar eens aan wat er gebeurt als de paar miljoen mensen met allerlei vormen van uitkeringen, die nu in hun levenswandel gecontroleerd worden, dit naar volledige levensvrijheid zien veranderen
  • Dat niet alleen mensen zonder werk een ‘uitkerings’bedrag hebben, maar ook mensen met werk

Het gesprek over het basisinkomen blijft echter steken op een oud fenomeen: het denken dat de tegensputterende belastingbetaler degene is die hier akkoord voor moet geven. Zo is het gesprek verzand naar het zoeken van economen (mensen buiten onszelf) die allemaal vanuit eigen voorkeuren berekeningen aan het maken zijn.

Ik ben ook een belastingbetaler. Het samenleven vanuit basisinkomens is een Wezenlijke waardenbeleving in mijzelf, en dus wil ik dit samenleven kunnen leven.

Ergens een Wezenlijke waardenbeleving bij hebben, dat betekent dat het je pijn doet, als het niet geleefd kan worden. Het doet mij werkelijk pijn, hoe mensen bij de sociale dienst geschoffeerd worden, gecriminaliseerd, gestalkt. Het is een waardeloze ervaring voor mij, om dat te zien gebeuren. Dit komt niet uit mijn hoofd, het komt uit mijn Wezenlijke waardenbeleving; ik wil de souplesse van het samenleven samen leven.

En ik heb er geen enkel probleem mee dat anderen dat niet willen. Die hoeven niet.

Afscheid van het moeten uitrekenen van het leven
De dualistische aanname dat onwillige belastingbetalers degenen zijn die het voor het zeggen hebben, lost op als je beseft dat we ervoor kunnen kiezen om de voorstanders van het basisinkomen ook te faciliteren.

De tegenstanders van het basisinkomen zijn tenslotte al gefaciliteerd; dat is de huidige gang van zaken: we leven niet samen vanuit basisinkomens, dus de tegenstanders zijn op dit moment al gefaciliteerd.

Wat gebeurt er als mensen zoals ik, ‘wij’ dus, als voorstanders van het basisinkomen ook onderling worden gefaciliteerd?

Hoe zou dat kunnen en welke dynamieksveranderingen ontstaan er dan?

Hoe we als voorstanders gefaciliteerd kunnen worden
Het faciliteren van de voorstanders hoeft niet te verzanden in een complexe belastingstelselaanpassing. Het is belangrijk om de eenvoud die in de keuze voor het basisinkomen ligt, in alles door te voeren, haar dus niet in de complexiteiten van het oude te laten verdwalen.

Door ons apart te faciliteren, wordt het juist heel eenvoudig:

  • Een centrale basisinkomensrekening (hier verder CBR genoemd)
  • Wij maken 10% van het geld dat naar ons toekomt, over naar de CBR
  • Wat we naar de CBR laten stromen, trekken we af bij belastingaangifte. Er is voor de regering tenslotte transparant zichtbaar wat we naar de centrale basisinkomensrekening (de CBR) hebben laten doorstromen.

Zo is 10% van ons belastinggeld heel eenvoudig verlegd naar het samenleven vanuit basisinkomens, verlegd naar de souplesse in samenleven. Dit kan je vergelijken met het overmaken van geld naar erkende goede doelen, wat je bij belastingaangifte vervolgens af mag trekken.

Banken kunnen ons hierin ook mooi faciliteren door een nieuwe optie in te bouwen bij onze bankrekeningen: de optie om voortaan bij iedere transactie die aan ons wordt overgemaakt, automatisch x% te laten doorstromen naar de centrale basisinkomensrekening. Zo hebben we er geen omkijken naar. Dit is te vergelijken met het klaarzetten van een automatische overschrijving. Maar nu gaat het om het klaarzetten van een automatische overschrijving voor iedere transactie die naar ons toekomt. We noemen dit de doorstroomfunctionaliteit.

Vanuit de CBR wordt het basisinkomen dan alleen overgemaakt naar mensen die ook voorstanders van het basisinkomen zijn, en dus(!) ook de doorstroomfunctionaliteit hebben aangezet bij hun bankrekening. Ook dit vergt dus geen aanpassing van het oude belastingensysteem: alles gebeurt helemaal automatisch, doordat voorstanders zelf de doorstroomoptie in hun bankrekening aanzetten.

Het eenvoudsbewustzijn dat hier in zit
Het faciliteren van onze nieuwe manier van samenleven, is dus waanzinnig eenvoudig. En het is niet afhankelijk van tegenstanders die eerst akkoord zouden moeten geven, want de tegenstanders mogen onderling gewoon met het oude verder gaan. Die gaan verder met een moloch van een systeem, waarvan ze denken dat dat goedkoper is dan de souplesse in samenleven waar wij voor gaan, en waarvan ze denken dat dat meer bij hun eigen waardenbeleving past, meer bij hun eigen mensbeelden past; hun wens om elkaar te controleren, etc..

En hoewel op deze manier misschien niet iedereen die voor het basisinkomen is, daadwerkelijk een basisinkomen zal ontvangen, zullen de nieuwe levensdynamieken van degenen die haar dan wel degelijk ontvangen, toch zo disruptief gaan werken, dat het oude enig moment vanzelf volledig doorbroken wordt.

18-26 jarigen uit de oude dynamieken bevrijden
We kunnen op deze manier bijvoorbeeld de volgende generatie jongvolwassenen die ook voor het basisinkomen zijn, daadwerkelijk het nieuwe samenleven bieden en hen daarmee uit de oude dynamieken bevrijden.

We plukken dus niet ‘een groep met een bepaalde conditie’ uit de 18-26 jarigen. Nee, het gaat hierbij om alle voorstanders van het basisinkomen, binnen de volgende generatie. Daarin bevinden zich zowel mensen met een uitkering als zonder een uitkering. Met werk, zonder werk. Met geld, zonder geld. Met studie, zonder studie. Met en zonder ambitie. Met en zonder kinderen. Met en zonder gezondheidsproblemen.

Kortom, ze zijn niet een afgescheiden subgroep, maar een subsamenleving. En precies dat is waar de wezenlijke betekenis van het basisinkomen voor staat; het gaat om het onderlinge relateren dat verandert doordat mensen hun vrije levenstoegang hebben met het basisinkomen.

De dynamieksverandering die dan optreedt
Door een deel van ons belastinggeld op een eenvoudige manier te verleggen naar de souplesse van het normale samenleven van de volgende generaties (hun basisinkomen), zetten we een trein in gang waar anderen later ook op kunnen springen, als ze zichzelf in ons beginnen te herkennen en beginnen te herkennen wat de transmuterende krachten van de nieuwe dynamieken zijn.

Want kijk maar eens wat er gebeurt als we ervoor kiezen om als eerste het basisinkomen te laten gaan naar de 18-26 jarigen in ons midden, die ook voor het basisinkomen zijn:

Zij zijn dan de ware vrije markt, want zij zijn de ware vrije mens; zij kunnen toch wel bestaan, no matter what. Zij kunnen dus in vrijheid beslissen of ze een tijdelijk contract wel of niet de moeite waard vinden, of dat ze een bepaald loon wel of niet de moeite vinden. Ze hebben daar geen vakbonden meer voor nodig, geen wetten, niets. Hun vrije levenskracht werkt dus disruptief: het oude heeft geen vat meer op hen, en tegelijkertijd hebben ze een natuurlijke concurrentiekracht ten opzichte van iedereen die in de oude dynamieken is verder gegaan.

Denk ook eens aan de thuiszorg: de jonge generatie die in de huidige gang van zaken ongeïnspireerd raakt van het onverbonden snel, snel, snel, snel alles moeten doen en iedere minuut moet administreren. De jongvolwassenen kunnen vanuit het hebben van hun basisinkomens nu eisen stellen die passen bij hun eigen wezenlijke, professionele werkbeleving, en ze kunnen ook eigen nieuwe zorgvormen introduceren…… mooi zo. Ook hierin zie je de disruptieve kracht van hun vrije levenstoegang, doordat ze vanuit basisinkomens leven.

Ze hoeven ook geen robot op de bank neer te zetten bij hun opa en oma, als surrogaat bezoek. Ze kunnen zelf op bezoek. Ze kunnen tenslotte zelf bepalen hoeveel uren per week ze willen werken, want ze kunnen toch wel bestaan vanuit hun basisinkomens. Het argument dat het leven op aarde geen tijd heeft en zichzelf dus moet laten vervangen door pratend metaal, is dus achterhaald.

Ze kunnen samenwonen zoveel ze willen als ze niet werken, want er is niemand die een agressieve sociale dienst op hun stoep neerzet. Ze kunnen ook lekker door heel Europa heen airbenb-en en her en der werken waar ze willen. Bijvoorbeeld door lezingen te geven over dit nieuwe samenleven, deze souplesse in samenleven. Ze hoeven geen mensonterende baantjes meer aan te nemen, zoals het werken bij de sociale dienst, waar je opgeleid wordt om je medemens te schofferen. Om over het doden van mensen in een oorlog buiten jouzelf, nog maar te zwijgen. Want ze hebben hun basisinkomen, en hoeven dus niets meer te doen vanuit overlevingsangsten (wat op dit moment dieper in ons meepraat dan dat we denken (*)).

De volgende generatie is op deze manier dus uit de gijzeling van de oude dynamieken bevrijd. Terwijl de oude dynamieken zelf nog wel aanwezig zijn, maar op deze manier geen vat meer hebben op de volgende generatie, die vanuit souplesse samenleeft.

Wat maakt dit nu eigenlijk zichtbaar over het hier-en-nu?
Door de voorstanders van het basisinkomen niet te faciliteren, blijven de vrije levensdynamieken onderdrukt, en kunnen ze mooi geen disruptieve ‘aanval’ uitoefenen op de oude dynamieken. Zo blijven de mensen met negatieve mensbeelden de scepter zwaaien.

De genoemde disruptieve aanval is niet een actieve daad; het aanwezig zijn van een grote groep mensen in hun vrije levensdynamieken (vanuit basisinkomens), is wat vanzelf als die disruptieve kracht werkt op de oude dynamieken.

Door te doen alsof we ervoor moeten zorgen dat eerst heel de maatschappij een voorstander van het basisinkomen moet worden, en we alleen maar met zijn allen kunnen/mogen overstappen op een nieuwe manier van samenleven:

  • Gijzelen we iedereen die een oprechte waardenbeleving heeft bij het samenleven vanuit basisinkomens
  • Gijzelen we de vrije levensdynamieken, die hun natuurlijke disruptieve werking dan ook niet kunnen doen en hun nieuwe vormgevende werking dan ook niet kunnen doen
  • Gijzelen we de groep mensen die we als voorstanders wel degelijk van een basisinkomen zouden kunnen voorzien (de volgende generatie bijvoorbeeld)

Niet de werking van getallen, maar van dynamieken
Het mannelijke tijdperk dat zegt dat we in berekeningen gevat moeten worden, is voorbij. Natuurlijk niet voor degenen die daarmee verder willen gaan, maar zoals gezegd: zij kunnen samen gewoon met het oude door blijven gaan, daar zijn ze al in gefaciliteerd. Door ook de voorstanders van het basisinkomen onderling te faciliteren, komen de levensdynamieken vrij die altijd letterlijk weg gerekend zijn geweest in het oude, mannelijke tijdperk.

Het oude mannelijke tijdperk is van deze orde: ‘Zeggen dat niet iedereen een spruitje kan krijgen, omdat er niet genoeg kreeft is’.

Daarvan zie je meteen dat de vergelijking onzin is. En zo is het ook met het rekenkundige tijdperk, dat zegt dat niet iedereen vrij kan bestaan, omdat er niet genoeg geld is. Je weet dat dat onzin is, want er wordt iedere dag opnieuw geld aangemaakt. Je kunt dus op je klompen aanvoelen, dat er per definitie genoeg geld is.

Dat hetgeen wat in de vorige alinea staat, voor veel mensen een te plotselinge sprong lijkt, dat doet nu niet meer ter zake: zolang je zelf blijft denken dat het basisinkomen qua geld niet kan, blijf je zelf gewoon in de oude dynamieken verder gaan, daarin ben je tenslotte al gefaciliteerd.

Het gebied van de dialoog is veranderd, onze referenties zijn veranderd
De oprechte voorstanders van het basisinkomen weten vanuit hun Wezen dat het basisinkomen klopt, dat ze geen gunst is, maar ons oorspronkelijke bezit; ze is de uiting van onze souplesse in samenleven.

De regering hoeft maar weinig te doen om ons te faciliteren. Je ziet dus dat het vooral om onze eigen bewuste keuzes gaat. Als we die keuzes niet maken en niet positioneren, dan hoeft de regering ze ook niet te faciliteren.

Astrid van Triet

(*) Zie ook het artikel van Mascha Roedelof: ‘Het Spel gaat verder … (of niet?)’ in Spiegelbeeld uitgave november 2010.