Ik ervaar woede bij wat mensen wordt aangedaan. Deze woede is oprecht. Ze komt dus niet vanuit een moralistisch aangeleerd plaatje, ze is oprecht.
Deze woede heeft niets met agressie te maken. Wel heeft ze te maken met de agressie die naar mensen uitgevoerd wordt. Ik ervaar woede bij de agressie die naar een grote groep mensen in ons midden wordt uitgevoerd.
De Nederlandse cultuur gijzelt de werkelijke betekenis van woede. Dit doet ze door haar verboden te maken, en als daardoor oude dingen verder en verder en verder gaan, ontstaat er ineens een moment van agressie: dan roept iedereen ineens op tot opstand, tot het eruit gooien van mensen, en noem maar op.
Door de oprechte woede over te slaan, wordt er zo steeds weer een vacuüm gecreëerd, dat afgesloten wordt met het bekende antwoord: agressie als enig instrument om nog een doorbraak te forceren. En die doorbraak leidt dan tot niets, want in het vacuüm trekken dat eraan vooraf is gegaan is er niets nieuws ontwikkeld. Alles zal dan gewoon weer via de oude patronen verder gaan, en al het ‘nieuwe’ zal daar dan langzaam maar zeker weer in ingekapseld raken.
Ik uit mijn oprechte woede altijd vrijuit in mijn werk. En dan kunnen Nederlanders goed hun tenen voelen krommen. Ineens vinden ze het feit dat er heel veel mensen wat aangedaan wordt, niet meer erg. Nee, alleen hoe ik me uit vinden ze dan nog erg; dat willen ze dan kunnen uitgummen (want ze wil niets wezenlijks in zichzelf aangeraakt krijgen), en dus mensen ze me mailtjes te moeten sturen. Het zijn altijd mailtjes van agressie.
De grootste agressie zit in de mailtjes van het type: ‘Foei, Astrid, je moet liefde voor al wat is hebben!’. Het zijn mailtjes die ze nooit sturen naar degenen die bommen neer gooien op mensen. Naar hen mailen ze niet: ‘Foei, je moet liefde voor al wat is hebben!’. Ze mailen het alleen naar mij. ‘Liefde voor al wat is’ kan dus vooral mij niet verdragen…..
Dat wegduwen van de oprechte woede, het wegduwen van de oprechte verontwaardiging, het wegduwen van de oprechte waardebeleving die zichzelf geschonden voelt, is een diep gewortelde ziekte in de Nederlandse cultuur.
Dit betekent niet dat mensen ‘gewoon een meer positieve uiting nodig hebben, dan kunnen ze echt wel aansluiten’. Want het barst in mijn werk van de positieve uitingen. Het barst van de inzichten hoe makkelijk we de souplesse van het samenleven terug kunnen brengen. Sterker nog: dat is altijd waar het mee begint, en waar ik ook altijd weer mee begonnen ben.
Maar Nederlanders weigeren ernaar te handelen. En dat maakt dus hun agressie zichtbaar naar de mensen die ondertussen nog steeds naar buiten worden geduwd. En dus maak ik dat zichtbaar. En ‘dan hoeft het ineens niet meer’. Nee hoor, met de positieve uitingen hoefde het al niet meer van Nederlanders: daar doen ze al niets mee.
Oprechte woede werkt als een transmuterende kracht. Juist omdat ze van jezelf is. Je komt dan zelf tot nieuwe keuzes, nieuwe mogelijkheden, nieuwe uitnodigingen, en tot het zelf niet meer meedoen met allerlei oude dingen. En dat is waanzinnig helder zichtbaar in mijn werk.
Van vreugde naar werkelijkheid: het is een afschuwelijk pad voor de Nederlandse cultuur.
Ook dat bewijst weer dat het individu onvoorwaardelijke bescherming hoort te hebben, tegen de Nederlandse cultuur om het individu heen.
Ik heb mijn oprechte woede niet laten gijzelen. Ik heb haar haar transmuterende werking laten doen. We hebben onze oprechte woede haar transmuterende werk laten doen.
Collectieve woede heeft geen zin, als zij geen handelingsrepertoire voor zich ziet, om voortaan anders te handelen. En dat is dus precies wat we wel degelijk beschikbaar hebben laten komen. De collectieve oprechte(!) woede heeft nu dus vrij baan: ze kan zichzelf naar daadwerkelijk handelen transmuteren.
Dus wie weet, is het toch geen cultuurdingetje…..